Waardoor je jeugdig universum in zijn
grootsheid trilt en beeft
Maar laat het ons een raadsel zijn
Waar stroomt nu eigenlijk die Rijn
En by the way, dat rubberding is nu nog
altijd niet gekleefd.
We hebben alles geprobeerd
Van Aristoteles geleerd
En al die wetten van Ampère, Gay-Lussac
en die van Ohm
En over elasticiteit
En daar voor punten af en kwijt
Alleen de zee bleef voor ons beiden nog
een onvervulde droom.
Wij twee, alleen en op de vlucht
Op driekwart kubiek meter lucht
En op de vriendschap van een vader met
een keikop van een zoon
Een halve dag geen bord geen krijt
Geen kleuterklas, geen faculteit
Wat is de wetenschap op afstand toch
verfijnd en wonderschoon.
M’n kind, ik leef zo vliegensvlug
En nooit vind ik een weg terug
Ik heb mijn businessclass voor Londen
nog niet eens gereserveerd
Nog even langs gaan bij de Post
En zien wat die computer kost
En zelfs de bouwwerf is de hele week nog
niet geïnspecteerd
Dan ook nog vlug om van die wijn
Nog even bij meneer Dedeyn
De grote man van het vernieuwd en het
geslaagd saneringsplan
Dan die receptie op kantoor
Hoe graag zou ik die ruilen voor
Je oorverdovend onuitstaanbare
getrommel, kleine man.