En ik speelde maar etudes…    Peter G.N. Colpaert Nu je hemel niet meer blauw is  Is je gras niet meer zo groen Nu je vrouw niet meer zo trouw is  Is de klap er voor de zoen  Nu je geld niet meer van goud is  Zijn je ogen veel te mat En m'n liefde die nu koud is  Heb je nooit echt heet gehad Nu je weiland maar van zand is  En je stem doorrookt en hees Nu wat streelt niet meer je hand is  Maar alleen een brok oud vlees  Nu je hart zo fel verbeend is  En je spieren zo verweekt  En je ziel al zo versteend is  Dat ze van haar broosheid breekt  Hou ik toch nog steeds van jou  En ik speelde maar etudes  En nocturnes van Chopin  En zelfs tijdens die preludes  Vrat jij doof je coq-au-vin  je salades en je zalmen je tomaten aux-crevettes  En je sigarettenwalmen Droeg je altijd mee naar bed  Toen je dan pralinen deelde  Met je vrouw'lijk personeel En daarna hun billen streelde  Grepen handen naar m’n keel Zat je vrouw je aan te staren Of ze liet oogluikend toe Want ze was al vele jaren Je vitaliteiten moe  En tot overmaat van rampen  Zijn je vingers veel te kort Om je nog eens vast te klampen  Aan wat weer een leven wordt,  Wordt de lente alsmaar mooier  Met haar bloesem op de straat
Word jij mee en meer een schooier In een koninklijk gewaad Al zijn 't koninklijke lappen Waar een narrenziel in steekt 't Zijn precies je flauwe grappen waar de pointe aan ontbreekt Ook al heb je vaak vernederd M'n briljanten waren glas Ik heb altijd weer vertederd Wat te scherp verweten was Maar ik hou nog steeds van jou En wanneer je dan zult dood zijn Gaat de huichel in de stoet Zal geen mens van tranen rood zijn Maar de koffie heerlijk zoet Hoe je trouwring al die jaren  Als een netel heeft geprikt  Vrienden die geen vrienden waren  Hebben liefde ingeblikt Telkens kwam je aangekropen Met een heiligengezicht Dan deed God z'n hemel open Jij, de duivel, deed hem dicht Gaat de tijd al gauw verbleken Dat jij ooit eens hebt bestaan ‘k Heb je dodenkleed gestreken En je ogen dichtgedaan Want ik hou nog steeds van jou