Een duivel in een monnikspij
Die schapen zalft, heeft wolven bij
En dat soort duivel, dat ben jij
Par excellence
Je lacht en grijnst en je verschijnt
Je slaat en kust en je verdwijnt
Bouwt op, breekt af en ondermijnt
Sans élégance
Ik zet je koffers voor de deur
Ik prop ze vol met sleet en sleur
En met je hele rothumeur
Je luizenleven
Dan breek je net weer uit je knop
ik zie die glimlach in je kop
Daar kan ik echt niet tegenop
En ga weer leven
Maar hoe je door de kamer gaat
En voor je toverspiegel staat
En er een hart op achterlaat
Van lipstickvegen
Dan voel ik weer hoe ‘k van je hou
En brengt me alles weer bij jou
De wind, de regen en de kou
En alle wegen
Vaarwel m’n lief
Tot in de dood
Misschien tot nergens
Of tot ergens of misschien
Tot in de goot